Een website heeft hij niet, aan marketing doet hij niet. Je moet moeite doen hem te achterhalen. En toch is de honing van de Berkelse Bijen vlak na elke batch steevast uitverkocht. Als het ons eindelijk is gelukt hem te strikken, vertelt Kenneth van Veen (47) in geuren en kleuren over zijn Berkelse Bijen.
We zijn net iets te vroeg. Het is buiten een graad of zeven, acht en dat is voor bijen te koud. “Ze gaan vliegen vanaf tien graden,” weet Kenneth van Veen uit Berkel en Rodenrijs als geen ander.
In het dagelijks leven is hij brandonderzoeker bij twee veiligheidsregio’s, in zijn vrije tijd is hij imker bij moestuinvereniging Berkelhof. “Vier jaar geleden vond mijn vrouw het welletjes, ik werkte te veel, ze stond erop dat ik een hobby zocht. De boog kan immers niet altijd gespannen staan. Mijn vader had vroeger een vriend en die was imker. Ik vond dat destijds machtig interessant. Ik volgde het dringende advies van mijn echtgenote op en schreef me in voor een 1-jarige imkercursus bij het Ambrosiusgilde. Na dat jaar kocht ik mijn eerste bijenvolkje.”
Kenneth van Veen loopt met zijn zoon en tegelijkertijd zijn assistent Jesse (11) naar de bijenstal op het achterste perceel van de moestuinvereniging. Hij hijst zichzelf in een wit imkerpak met hoofdnet en leren handschoenen. “Bijen steken niet zo snel. Bijen zijn alleen geïnteresseerd in bloemetjes, op voedsel komen ze niet af. Maar als ze in het nauw worden gedreven, als je gaat lopen rommelen in de bijenkasten, dan wapenen ze zich met hun angels.”
Acht houten bijenkasten heeft hij op Berkelhof staan, die elk in hoogtijdagen worden bevolkt door zo’n 60.000 werksters en darren en 1 koningin. “Ik moet het niet in mijn hoofd halen een kast te verplaatsen want dan zijn de bijen hun oriëntatie kwijt. Buiten hun actieradius van 3 kilometer zouden ze hun kast kunnen terugvinden, maar binnen die straal lukt ze dat niet. Dan blijven ze boven de plek zwermen waar de kast eerst stond.” Voor het mensenoog lijken alle bijen op elkaar. Schijnt bedriegt. Een bij die per ongeluk de verkeerde kast induikt, de kast van een andere familie, wordt gelijk verjaagd. Aan integratie doen deze insecten niet.
Het verhaal over de bloemetjes en de bijtjes, dat slaan we gemakshalve over. We zijn vooral benieuwd naar de honing van de Berkelse Bijen, die hij in potten van 375 milliliter in recordtijd verkoopt. “Mijn honing is lichtgeel. Ik ben tegelijkertijd met een vriend – zijn vrouw dacht net als mijn vrouw – gaan imkeren. Hij zit een paar kilometer verderop, in Bergschenhoek. Zijn honing is vier tinten donkerder. Het verschil zit ‘m in de voeding van de bijen, de oorsprong van de nectar. De moestuinvereniging is omringd door linden. In het voorjaar staat de berm vol met krokussen. Het is maar net waar ze op afvliegen. De smaak kan ik als imker niet garanderen.”
We begrijpen waarom de honing van de Berkelse Bijen zo gewild is. De 2020-versie is lekker zacht, zoet maar ook weer niet mierzoet, hij heeft iets fris door lichte hints van munt. “Een bijenkast levert ongeveer 20 kilo honing per jaar op. Reken maar uit. We praten over een bescheiden productie. Begrijp je nu waarom ik geen reclame maak? Ik zou voortdurend nee moeten verkopen.”
Zijn eigen honing eet hij het liefst door de yoghurt. “Als je honing eet uit je directe omgeving, schijnt het zo te zijn dat je minder last hebt van allergieën. Het kan tussen mijn oren zitten, maar ik had vroeger veel last van hooikoorts en tegenwoordig nies ik bijna niet meer.”
Niets is zo natuurlijk en zuiver als honing, stelt hij. “Ik roof twee keer per jaar, in het voorjaar en aan het einde van de zomer, de honingraten uit de bijenkasten. Die raten hang ik vervolgens in een soort centrifuge waardoor de honing eruit wordt geslingerd. C’est tout. Aan de honing wordt niets toegevoegd.” Kenneth van Veen werkt zo biologisch mogelijk. “Ik gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen. Varroamijt – deze parasiet is de nachtmerrie voor imkers – zou ik met tijmolie te lijf gaan.”