“Ik ben niet zo’n zwartkijker. Ik ben het er weliswaar niet mee eens dat de horeca de zondebok is, want als het overal zo goed geregeld zou zijn als in de horeca was dat virus waarschijnlijk allang uitgedoofd, maar een potje te gaan sippen, daar word je ook niet wijzer van.
Ik verkoop tot 14.00 uur koffie en broodjes. Broodjes kroket, braadworst met ui, het simpele werk. Ik verdien met de take-away per dag tussen de zes tientjes en honderd euro. Een zakcentje voor mezelf. Niets meer, niets minder. Ik doe het vooral om in contact met mijn vaste klanten te blijven. Hun support houdt mij op de been. ‘Ernst, als je omhoog zit, geef maar een seintje’, zeggen ze vaak. Gelukkig heb ik nog geen geld hoeven lenen.
Ik verwacht dat de restaurants half december weer open mogen, en de kroegen medio januari. November en december zijn doorgaans de drukste maanden van het jaar. Ik denk dat de piek doorschuift naar januari en februari. Mensen hebben al een tijdje hun geld niet kunnen uitgeven. Ze smachten naar wat plezier.
Dat plezier verkopen wij. Met biljart, met darten. Samen voetbal kijken, ik heb drie tv-schermen in de zaak hangen, of gewoon wat slap ouwehoeren aan de bar. Dat is wat mensen willen.
Ik ben opgegroeid in de kroeg, mijn ouders runden café De Kralingse Hoek. Het menselijke contact, dat heeft mij altijd getrokken. Ik heb ooit een halfjaar als taxichauffeur gewerkt. Dat bleek het niet te zijn. Als taxichauffeur heb je ook contact met je klanten, maar toch niet zoals in de horeca. Ik kan het niet uitleggen, het is een gevoel.”
Ernst Phielix
Beeld: Sylvia Kuiper