“Ze vragen mij (Theo, red) weleens of ik van huis uit een psycholoog ben. Nee, ik ben van huis uit een gynaecoloog, zeg ik dan. Daar ben ik echter mee gestopt omdat ik te veel oude vrouwen in praktijk kreeg. Die surfplanken kostten handenvol geld. Begrijp je ‘m? Met surfplanken bedoel ik uitstrijkjes. Het is dat ik niet kan schrijven maar als ik zou optekenen wat ik allemaal niet heb meegemaakt in de horeca dan verschijnt er een bestseller nog dikker dan de Dikke van Dale. Ja, ik ben een praatpaal. Ik kan lullen als geen ander. Mensen komen niet naar de kroeg om naar een zwijgende barman te kijken, toch?
Op 1 april 1982 namen we Café Verschoor over, en dat is dan geen grap. Ik kwam er voorheen in het weekend soms een biertje drinken. Twee straten verderop in Delfshaven stond mijn wieg. Een vaste stamgast was ik niet. In mijn jonge jaren was ik niet zo’n kroegenloper. Later heb ik de schade dubbel en dwars ingehaald. Zal ik eens verklappen hoeveel glazen bier ik per dag dronk? Gemiddeld 50. Tot vorig jaar. Mijn vrouw brak bij een glijpartij met een ijsemmer haar heup. Ik kon het ziekenhuis natuurlijk niet in met een alcoholkegel. Sindsdien drink ik uitsluitend alcoholvrij.
Ach, het gaat allemaal niet over rozen momenteel. De helft van het geld dat we apart hadden gelegd voor ons pensioen is verdampt. Aan stoppen denken we echter niet. Café Verschoor is onze lust en ons leven. We sterven in het harnas.”
Theo en Joke van Rijswijk
Beeld: Sylvia Kuiper