Rotterdammers met smaak mogen in SMAAKmag. opscheppen, met of zonder dat korreltje zout. Ex-sprintkampioene Nelli Cooman-Rosier (net 56) – in de jaren tachtig was ze de snelste vrouw ter wereld – kijkt in de keuken juist niet op de klok. Ze neemt uitgebreid de tijd voor een voedzame maaltijd.
De medailles over de wijnflessen in de keuken zijn niet haar verdiensten. Ze zijn van haar dochter Ronéll (20), gewonnen tijdens het Nederlands Studenten Kampioenschap. Ronéll hoopt het nationaal record op de 60 meter ooit te kunnen verbreken. Moederlief liep ‘m in 1986 tijdens het EK in Madrid in exact zeven seconden. “Om zeven uur ‘s avonds, in baan vier,” detailleert Nelli Cooman-Rosier.
Destijds was die zeven seconden een wereldrecord, anno 2020 is er in Nederland nog geen vrouw die haar heeft weten te overtreffen op deze afstand. Ronéll loopt ‘m in 7,86 seconden. “Ik ben hard aan het trainen om onder de zeven seconden te duiken. Ik ben ook nog maar net een jaar bezig.” Ze heeft langere benen dan haar moeder, maar dat is niet per se in haar voordeel. Ronéll die aan de VU in Amsterdam bewegingswetenschappen studeert: “Mama liep op frequentie. Ze heeft bovendien voor haar lengte vrij lange benen.” Nelli: “Mijn benen zijn 86 centimeter, mijn totale lengte is 1.57 meter.”
Nelli’s eigen medailles zitten verstopt in een gekleurde vaas, totaal onvindbaar voor de visite. Een gouden schoen van Asics, haar sponsor, een actiefoto van de estafetteloop tijdens de Olympische Spelen in Seoul en twee getekende portretten, dat zijn de enige zichtbare overblijfselen uit een indrukwekkende sportcarrière. “Die schoen droeg ik in 1995 tijdens mijn laatste wedstrijd.”
We frissen het geheugen even op. Nelli Cooman won op de sprint maar liefst 19 keer het Nederlands kampioenschap, 6 keer het Europees kampioenschap en ze werd 2 keer wereldkampioen. Dat ze een legende is, wimpelt ze weg. De gewonnen bekers zijn zelfs de deur uit. “Dat waren stofnesten. Wat ik heb bewaard, is een mooie kristallen klok uit Japan. Ooit gekregen op het podium. Het is geweest, al die prijzen, het boeit me niet zo. Er zijn belangrijkere zaken in het leven.”
Haar prioriteiten liggen in de eerste plaats bij haar gezin en haar goede doelen. Ze is erevoorzitter van de jaarlijkse Nelli Cooman Games en tevens ambassadeur van Stichting Roparun, DVB Foundation en Special Olympics Nederland.
Snel is ze overigens nog steeds. Ze wandelt vrijwel elke dag in een tempo van 8,49 kilometer per uur. “In 2018 heb ik een fietsongeluk gehad. Sindsdien lijd ik aan evenwichtsstoornissen en zware hoofdpijnen. Als ik me omdraai, ben ik duizelig. Uit het niets ben ik soms volledig uit balans.” Tientallen onderzoeken hebben geen uitkomst geboden. “De artsen staan voor een raadsel. Vergelijk het met een harddisk van een laptop. Als er te veel info op staat, kan er geen geheugen meer bij. Zo ongeveer werkt mijn brein. De ene dag gaat beter dan de andere. Ik wilde onze afspraak vanmorgen eigenlijk afzeggen. Ik lag gisteravond al om zeven uur op bed, ik probeerde nog even televisie te kijken – we hebben op de slaapkamer een speciale tv met een lage lichtfrequentie – maar dat lukte me niet eens. Vanmorgen kon ik amper mijn bed uit. Maar ik heb mezelf weten te herpakken.”
Net na haar ongeluk leefde ze op waterijsjes. “Waterijs was het enige dat ik kon verdragen. Ik at er wel tien per dag. Waterijs en koffie. Sinds die val ben ik verslaafd aan koffie. Ik dronk voorheen wel eens koffie maar dan koffie met veel melk. Ik drink ‘m nu als espresso. Mijn man heeft me overigens gedwongen weer te eten. Hij is zo lief, zo zorgzaam. Zonder hem zou ik me geen raad weten. Ik hoef me bij hem ook niet anders voor te doen. Hij hoort toch wel aan mijn stem hoe het met me gaat.”
Van fietsen, quad- en autorijden is ze sindsdien verstoken, wandelen is haar uitlaatklep. Met een vette knipoog: “Ik heb genoeg chauffeurs om me heen.” Nelli dolt alsof ze zich kiplekker voelt. “Ik geloof in God, ik voel zijn onvoorwaardelijke liefde, ik weet dat het lot al voor mijn geboorte is beslist. Je koopt niets met medelijden en boosheid. Negatieve energie ga ik liever uit de weg. Je leert ermee leven. Ik sluit alleen geen weddenschap meer af want mijn geheugen laat me daarvoor iets te vaak in de steek.”
MISS PELÉ
De voormalige krachtruimte in hun huis in Nieuwerkerk op het Zeeuwse schiereiland Schouwen-Duiveland is verbouwd tot een nieuw domein: een oogverblindende eetkeuken van tenminste tien meter. “Ik ben heel blij met deze keuken. We geven veel etentjes thuis. Begin juni was ik jarig. Dan pak ik uit met pom, telo (gebakken cassave) en bakkeljauw, pastei, lasagne en ijs met verse vruchten toe. IJs draai ik niet zelf. Ik weet waar mijn kwaliteiten liggen, en die liggen niet bij het dessert. Het vanille-ijs was afkomstig van Ice@Sea uit Renesse, een ijssalon die wordt gerund door onze goede vriend Marcel den Broeder. Ik had de pastei – gevuld met doperwtjes, gechopte augurkjes en peentjes, kapucijners en kip – dit keer met bladerdeeg gemaakt, doorgaans rol ik naar recept van mijn moeder het deeg zelf. Ik had even geen zin om zelf deeg te kneden.”
Ze zet de oven aan om ons er eentje te laten proeven. Het zijn smaakbommetjes, die pasteitjes van Nelli. Voor vanavond heeft ze aspergesoep met gerookte kip en sjalotjes in petto en een hoofdgerecht dat geen naam draagt. Ronéll mocht kiezen: tomaten- of aspergesoep. “Mijn kind is mijn grootste criticus. Ooit zei ze eens: ‘deze soep is niet lekker!’. Er ontbraken echter geen ingrediënten. Wat ze miste, was de liefde in de soep. Ze had gelijk. Ik had hem te vlug gemaakt.”
Koken in recordtempo is zeker geen dagelijkse wedstrijd in huize Rosier. “In de keuken kijk ik niet op de klok. Ik neem uitgebreid de tijd om te koken,” bewijst ze ter plekke. “De roux maak ik met roomboter. Okay voor jullie?” Van een snelle hap is ze echter niet vies. “Ik ben gek op verse friet. De frituur gaat zo nu en dan eens aan.”
Ze kookt overigens niet alleen voor ons, ze kookt voor haar buren, ze kookt voor de kinderen in het dorp van wie de moeder of vader ziek is. “Ik vind dat vanzelfsprekend. Ik hoef daar ook niets voor terug. Een glimlach is voor mij voldoende.” Het aspergeseizoen is inmiddels ten einde maar dat was tijdens ons bezoek nog niet het geval.
Als sprintster leefde ze op eiwitten. “Voor een wedstrijd at ik vaak drie dagen niet, zo nerveus. In de kleedkamer propte ik een flan, eierpudding, naar binnen. Pas na afloop kreeg ik weer eten door mijn keel. Dan at ik brood met roomboter en dat doopte ik in de warme chocolademelk.”
In haar topjaren was Herman den Blijker -’hij was toen nog niet zo bekend als nu’- haar
culinaire coach. “Hij kookte voor mij, hij kookte zelfs voor mij toen ik in het ziekenhuis lag met een dubbele hernia. Eén keer per maand gingen we samen uit eten. Ik mocht van hem altijd bepalen waar we gingen eten. Hij staat nog altijd als Hermy in mijn telefoon. Hermans kookstijl is ongekend.” Haar favoriete restaurant is daarentegen Thuis bij Schell op de Oude Binnenweg in Rotterdam, niet in de laatste plaats vanwege de vleesleverancier.
GEMBERBIERTJE
Rotterdam is nog altijd haar stad. Op haar achtste verhuisde ze vanuit Paramaribo naar de Coolsestraat in Rotterdam, zijstraat van de West-Kruiskade. “Vanuit mijn zolderkamer keek ik uit op het Groot Handelsgebouw.” Aan haar nieuwe thuisstad heeft ze nooit hoeven te wennen. “Ik had binnen tien minuten een vriendin, Astrid. Ze was vanaf dag één mijn bodyguard. Ze beschermde me. Ze was de keepster in het voetbalteam, ik de spits. Miss Pelé werd ik genoemd. Bij iedere goal die ik maakte, kreeg ik van tante Riet – Astrids moeder – een gulden.
Astrid is nog altijd een vriendin van me.” Hardlopen deed ze pas vanaf haar zestiende. “Ik ben ontdekt op school. Tijdens de gymles merkte de meester mijn sprinttalent op.”
Bij slagerij Schell was ze kind aan huis. “Ik heb daar nog een flinke rekening openstaan. Ik geloof dat ik er al sinds maart niet heb afgerekend. Ik kom er zelf niet zo heel vaak meer door het ongeluk, maar vaak haalt Ronéll of mijn man na college of werk vlees op bij Freek thuis. Ik zweer bij het vlees van Freek Schell. Job en Perry hebben gelijk, de bloedworst van Freeks buurman is geweldig. Ze gaven me bij Kondreman vaak een gemberbiertje mee voor onderweg. Ik was een kind van de buurt. En als kind van de buurt had je enige voorrang. Er werd op mij gelet.” Als wijkregisseur van Bospolder-Tussendijken is ze overigens nog altijd verbonden aan Rotterdam. “Ik ben het eerste aanspreekpunt voor bewoners bij klachten over zwerfvuil, verkeers- en geluidsoverlast, dat soort zaken. Ik schakel vervolgens de hulptroepen in.”
Haar man Ronald leerde ze kennen in De Kuip. “Ik viel als een blok voor zijn mooie ogen.” Een Feyenoordsupporter is hij echter niet. “Ronald is als Amsterdammer voor Sparta, op het ziekelijke af. Ik had de eer ooit als eerste en enige vrouw te mogen aanschuiven bij het Rood-Witte-Mannendiner van Sparta. Ronald vergezelde mij die avond. Hij had een klik met de Spartanen. Hij nam gelijk een seizoenskaart. Ronéll meldde hij op het kraambed aan als lid van Sparta. Ze gaan vaak samen naar Het Kasteel. Overigens heeft Ronéll haar talent niet alleen van mij geërfd. Mijn man was in zijn jongere jaren een squasher op hoog niveau.”
Ronéll, een samentrekking van Ronald en Nelli, is niet haar enige kind. Ze heeft een pleegdochter van 36 jaar. Nelli ontfermde zich over de dochter van haar zus nadat zij zich met hete olie had verbrand. “Mijn zus is misschien wel 10.000 keer aan haar huid geopereerd. Ze kon haar dochter onmogelijk opvoeden.”
De keuze voor Nieuwerkerk ligt niet helemaal voor de hand. “We waren met vrienden aan het varen op ‘t Veerse Meer. We hadden het over huizen, over grondprijzen. Zij wezen ons op de laatste nog vrije kavel in Nieuwerkerk, voor
35 gulden per vierkante meter. De beslissing was snel genomen. We hebben in 1988 de grond gekocht, het was één grote kale vlakte. Drie jaar later was ons huis af.” Ze woont op vijf minuten van het strand. “Je zult mij daar niet snel zien. Ik heb een hekel aan zand aan mijn voeten.”
Tijdens het koken wast Nelli voortdurend af. “Smetvrees heb ik niet maar ik ben wel heel schoon. Ik heb een hekel aan vuile vaat op het keukenblad.”
Ze is vooral dol op prakjes, mits bereid met goede nieuwe aardappelen en doorregen lappen. “Zuurkoolstamppot, oh my goodness, maar dan wel op z’n Surinaams met zoutvlees of gezouten varkensstaart van, jawel, Schell, knoflook, peper en tomaat. Ik beperk me niet tot de Surinaamse keuken. Gisteren heb ik bij mosselhandel Bout in Bruinisse oesters gehaald. Die gratineer ik vervolgens.” Ze roert ondertussen door de roerbakgroenten en oesterzwammen voor het hoofdgerecht: mager varkensfilet in reepjes gesneden met knoflook en blokjes ananas in een wrap. We zijn onder de indruk van haar behulpzaamheid, Nelli had alle recht op bed te blijven liggen. Voor haar goede zorgen verdient de sympathieke ex-atlete opnieuw een plek op het erepodium.
Beeld: Aldwin van Krimpen