Rotterdammers met smaak mogen in SMAAKmag. opscheppen, met of zonder dat korreltje zout. Quintis Ristie (49), presentator/acteur/tv-persoonlijkheid én smakenkunstenaar, pakt ons in met een traditioneel Surinaams diner in zijn bijna Bruynzeelwoning in Spijkenisse.
Het ligt zó voor de hand dat we het uitsluiten: toverrijst van Lassie op het menu. Hij blijkt niet eens Lassie in huis te hebben. Quintis Ristie heeft een andere ‘lassi’ voor ons in petto: mango lassi, een van origine Indiase drank op basis van yoghurt, overrijpe mango’s of mango-pulp en een beetje honing. “De Lassieman blijft aan mijn broek kleven. Zoals Superman altijd blijft vliegen, blijf ik altijd rijst eten. Het laatste contract met Lassie eindigde in 2010. Ik heb altijd mijn creativiteit kwijt gekund in de commercials van Lassie. Het stoort mij niet dat het mij achtervolgt.”
‘Je moet weten dat ik thuis nooit anderen toelaat dan mijn familie en vrienden. Ik was zelfs nerveus voor dit etentje’
In die periode woog hij op z’n zwaarst, 198 kilo. Dubbel gespierd, grapte hij destijds, maar achter dat dolletje schuilde een pijnlijke waarheid. “Ik at met gemak drie gegrilde kippen achter elkaar op, en drie kapsalons erbij als ik klaar was met werk, of als ik droevig was of als ik wat te vieren had. Wanneer niet? Voor mijn veertigste verjaardag had ik een bourgondisch feest in gedachten. Ik kwam daar lastminute van terug. Waarom investeer ik het geld voor zo’n feest niet in mezelf? Straks val ik dood neer. Als ik ga afvallen kan ik mijn 3 kinderen, van 3 weet ik het zeker, en 2 kleinkinderen tenminste nog zien opgroeien. Dat feest heb ik niet gegeven. Ik ben in 3, 4 jaar tijd meer dan 70 kilo kwijtgeraakt. Op mijn lichtst woog ik 124 kilo. Van 6XL naar XXL. Ik was bijna vel over been. Ik zag eruit alsof ik ziek was. Mijn imago van die leuke, gezellige Surinamer was aan flarden, mijn familie herkende me niet meer. Ik weeg ondertussen alweer 139 kilo, omgerekend naar een pasvorm praten we over een heel vervelende tussenmaat. Alles is te klein of te groot. Niets zit echt lekker.”
Nog 10 kilo eraf, dat is zijn nieuwe streven. Als de weegschaal rond de 130 kilo blijft schommelen als hij erop staat, is hij tevreden. Voor de mango lassi heeft hij voor ons volle yoghurt in huis gehaald. “Ik maak hem voor mezelf met magere yoghurt. En ik doe er gember bij, daarmee wijk ik af van het eigenlijke recept, ik ben gek op gember. Ik ben gek op shoarma. Ik ben gek op bakbananen. Ik ben gek op wijn, net iets liever rood dan wit, want van wit word ik sneller dronken. En ik ben een koekiemonster. Of er iets is wat ik niet lust? Ik ben geen fan van tomatensoep, barbecue en pijnboompitjes, dat laatste vanwege een allergie. En schaaldieren, die zie je mij ook niet snel eten. Dat gepel en gepriegel met schaaldieren, niets voor mij. Gele pesi soep, Surinaamse erwtensoep, kan ik daarentegen weer wel waarderen. Aardse smaken, daar houd ik van. Het kan mij niet bitter genoeg zijn. Sopropo, héérlijk en heel gezond bovendien. Sopropo, rijk aan vitamines en antioxidanten, beschermt je tegen diabetes. Het allerliefst eet ik pom. Mijn oma van mijn moeders kant was de beste pombakker van Suriname. Ik verstopte als reserve een pom onder mijn bed, ik viste zelfs de laatste restjes uit de prullenbak. Met deze oma danste ik vroeger altijd op Michael Jackson. Ze leeft overigens nog, ze heeft inmiddels de 92 aangetikt. Mijn andere oma, mijn grootste adviseur, is vorig jaar op 94-jarige leeftijd overleden. Met haar kon ik alles bespreken.”
TAYERBLAD
De goedlachse mediaman slaat de bara, de bekende gefrituurde snack uit de Surinaamse keuken, met een pittige aardappelchutney van Lekker Bekkie af. “Ik weet wat ik heb gemaakt, dus ik ga het niet eten.” Dat klinkt gevaarlijker dan bedoeld. “Ik heb er boven gehangen, ik heb de geuren opgesnoven. Dan zit ik een soort van vol. Het kikkererwtenbeslag heb ik overigens niet zelf gemaakt. Aan de kant-en-klare baramix heb ik tayerblad toegevoegd. Nederlanders gaan op een verjaardagsfeestje rond met blokjes kaas en plakjes worst, Surinamers delen bara’s uit. We eten vanavond traditioneel Surinaams. Ik heb overwogen schaafijs mee te nemen. Dan was het feest compleet geweest. Maar het ijs zou gesmolten zijn voordat ik thuis was.” Traditioneel Surinaams moeten we niet al te letterlijk nemen. Want in zijn bara’s schuilt naast wat kerrie wat ras el hanout. “Ik geef er hier en daar een eigen twist aan.” Met zijn krokante bara’s, stevig van buiten en luchtig van binnen, zet hij ons letterlijk in vuur en vlam. We willen meer, we willen vaker.
Hij is zestig kilo lichter nog steeds dezelfde knuffelbeer als hij altijd was, één brok warmte en gastvrij als geen ander. Bij Quintis Ristie voel je je welkom. “Je moet weten dat ik thuis nooit anderen toelaat dan mijn familie en vrienden. Ik was zelfs nerveus voor dit etentje. Ik heb er vannacht slecht van geslapen.” Really? Bij Quintis Ristie weet je nooit helemaal zeker of hij je in de maling neemt, of het serieus meent. “Als radio en televisie je werk is, komt de roem er toevallig bij. Ik ben daar niet op uit. Voor mij hoeft die glamour niet. Laat mij maar lekker in mijn eentje vissen. Of vliegtuigen spotten. Ik had vroeger in mijn kamer een vliegtuigsimulator, een nagebouwde cockpit. Als ik niet aan vissen ben, of niet in de buurt van een luchthaven ben en ik ben vrij, dan sta ik het liefst te koken voor vrienden. Koken is niet helemaal het juiste woord. Ik speel met smaken. Ik denk dat ik van mezelf mag zeggen dat ik een smakenkunstenaar ben. In de keuken staan met een journalist en een fotograaf erbij, zij die over je schouders meekijken, dat is andere koek. Gelukkig zijn jullie heel relaxed. De zenuwen zijn weg.”
Als hij hoort dat de fotograaf Friese roots heeft, zet hij spontaan het Friese volkslied in, waarna hij feilloos overgaat naar het après-skirepertoire. “Ik heb een toe-toe-toeter op mijn waterscooter. En ken je deze? Gooi je schoonmoeder uit het raam en de ijskast er achteraan? Ik heb heel wat keren op de bar van De Après Skihut gestaan. Ze kennen me daar allemaal. Tegenwoordig ga ik wat vaker naar de Get Back, naast De Après Skihut op het Stadhuisplein. Hoe Surinaams ik nog ben? Het maakt mij niet uit waar ik doodga, als ik maar begraven wordt in Suriname.”
ALA KONDRE BRAVOE
Voorafgaand aan dit etentje waarschuwde zijn vriendin Esther ons dat we vooral ‘niet onze beste schoenen moesten aantrekken’, want de voortuin wordt momenteel onder handen genomen. We verwachten een modderpoel, een onbegaanbaar pad. Het tegendeel is waar. Met droge voeten stappen we via een trap naar binnen. Esther en Quintis hebben voor dit huis gekozen omdat het veel weg heeft van een Bruynzeelwoning, een houten woning op palen met een veranda die je met name in de wijk Zorg en Hoop in Paramaribo veelvuldig ziet. Dat het in Spijkenisse staat, mogen we van Quintis Ristie niet te vaak, en zeker niet hardop, zeggen. Het heeft hem moeite gekost Rotterdam te verlaten. De inburgeringscursus voor Esther in Suriname werd ingeleid met de opdracht: ‘zoek op de centrale markt in Paramaribo naar de juiste ingrediënten voor een originele ala kondre bravoe, een maaltijdsoep’. “In mijn blonde onschuld werd ik op pad gestuurd met iets waarvan ik nog nooit had gehoord. De een zei dit, de ander dat. Al snel verzamelden de mensen om mij heen en gingen ze met elkaar in discussie. Het bleek achteraf de snelste manier om mensen te leren kennen. En ik weet nu dat je voor ala kondre bravoe of zoete aardappelen gebruikt of tayer, maar je mag deze niet mixen.”
Quintis Ristie legt ondertussen de laatste hand aan de roti met gestoofde kippendijen, aubergine en pompoen. Omdat Nederlandse pompoen wat minder zoet, en minder smeuïg, is dan de Surinaamse, doet hij er tijdens het koken een beetje suiker bij. “De Nederlandse pompoen is vastkokend, bij de Surinaamse variant is dat veel minder het geval.” Het valt ons op dat hij geen kousenband gebruikt. “Kousenband is mij te commercieel.”
Roti eet hij met mes en vork, in tegenstelling tot het gros dat de pannenkoek met de handen afscheurt en vervolgens gebruikt om dat wat in de pan ligt op te lepelen. Honderd procent tevreden is hij niet. “De aubergine had een tikkie meer zout mogen hebben.” Zijn zelfkritiek delen wij niet. Van de roti van Quintis Ristie val je niet flauw. Van deze roti krijg je een enorme boost. En die kip, zó sappig. Als hij ons bij het vertrek uitnodigt voor een vervolgetentje, zijn eendenvlees hebben we immers nog niet geproefd, happen we gelijk toe. Want ja, Quintis Ristie is het inderdaad, die smakenkunstenaar.
Beeld: Aldwin van Krimpen